navigatie overslaan

Een moment met

Herman Finkers: “Twente is mijn identiteit, dat ligt vooral in de klank en de taal".

  • Leestijd 11
  • Gelezen 20083 keer

Hij maakte zichzelf onsterfelijk met de opmerking: ‘Een stoplicht springt op rood, een ander weer op groen, in Almelo is altijd wat te doen.’ Cabaretier Herman Finkers woonde zelf 37 jaar in Almelo, op zes verschillende plekken. “Ik woon nu 20 jaar op het platteland tussen de boeren, maar ik blijf een echte stadse jongen. Als m’n trekker het niet doet moet ik er een buurman bij halen.” Herman is niet alleen geliefd in Almelo, maar ook ver daarbuiten. Hij heeft vele succesvolle theatershows, boeken en cd’s op zijn naam staan. Onlangs ontving hij de Blijvend Applaus Prijs voor zijn gehele oeuvre.

We ontmoeten Herman bij Kasteel Bentheim, net over de grens. Het kasteel is een van de locaties uit De Beentjes van Sint-Hildegard, de nieuwe speelfilm van Johan Nijenhuis. Nijenhuis - bekend van kaskrakers als Verliefd op Ibiza en Toscaanse Bruiloft - wilde één keer in z’n leven een totaal andere film maken dan men van hem gewend is en benaderde Finkers. Herman: “Ik wilde wel meedoen, maar dan wilde ik bij elke fase van de productie betrokken zijn: scenario, audities, locaties, montage. Ik heb bewust meer luchtigheid en humor in het scenario gebracht dan het Tsjechische script waar Johan mee kwam. Het werd uiteindelijk een heel nieuw script, op wat basiselementen na.”

De Beentjes van Sint-Hildegard

“Het verhaal begint met het overlijden van opa Arend. Hij had als laatste wens dat hij gecremeerd zou worden en uitgestrooid bij de Lorelei, maar zijn vrouw besluit toch hem te begraven, zodat ze hem dicht bij huis heeft.” Bij schoonzoon Jan, gespeeld door Finkers, knapt iets omdat Arends laatste wens niet wordt ingewilligd. Hij gaat nadenken over zijn eigen huwelijk met Gedda, gespeeld door Johanna ter Steege. Herman over zijn tegenspeelster: “Ik heb grote bewondering voor Johanna vanwege de bergen die ze kan verzetten, zoals met Hanna van Hendrik. ‘Ne vrouw met pik in de mouw’, zeg je dan in Twente.”

Gedda en Jan zijn aan het eind van hun carrière, de kinderen zijn de deur uit. Jan is veearts en Gedda docent aan de UT in Health Sciences. Haar promotieonderzoek bewijst dat mannen waar goed voor gezorgd wordt gemiddeld zeven jaar langer leven. “Gedda houdt zoveel van Jan dat ze hem doodknuffelt, Jan wordt er benauwd van, hij heeft geen ruimte. Hoe Gedda is heeft hem vroeger het leven gered, toen zij hem door een heel moeilijke tijd heeft geholpen. Daarom wil Jan ook niet scheiden. Gedda bracht hem weer op de rails, maar ze is doorgeschoten in het zorgen voor Jan.” Herman over het thema van de film: “Het gaat over verstikkende liefde en wat doe je eraan? De film werpt vragen op, je kunt er als stel na afloop over napraten. Hoe is onze relatie eigenlijk? Hoeveel ruimte geef je, hoeveel neem je, hoeveel eis je, hoeveel heb je nodig? Jan maakt als kat in het nauw wel een hele rare sprong en komt daardoor terecht op de gesloten afdeling van een verzorgingstehuis, maar uiteindelijk moet hij toch de confrontatie met Gedda aangaan. Liesbeth, de dochter van Jan en Gedda, zit met haar jaloerse vriend in eenzelfde verstikkend schuitje. Dit maakt de film nog meer tot een relatiekomedie over benauwende liefde.”

Op de vraag naar zijn eigen huwelijk antwoordt Herman: “Ik had zelf een ‘zeemanshuwelijk’. Toen ik stopte met werken en mijn vrouw ook zaten we ineens 24/7 op elkaars lip, daar moesten we erg aan wennen. Daarom heb ik nu ook een huisje waar ik me terug kan trekken. Dat bevalt ons beiden goed.” De Beentjes van Sint-Hildegard is de eerste bioscoopfilm in het Twents. “We hebben op de set alleen maar plat gesproken. Het acteren in het Twents is een openbaring, het speelt zo lekker. ‘Trek je even je jas aan, want straks gaat het regenen’ of ‘Doot’n jas an, voort krie’j nog nen sputter reggen op’n kop’ dat klinkt zo anders, dat is een andere wereld.” De film wordt in het Nederlands ondertiteld en beschikt over de nodige droogkomische Finkers’ humor. Wat we zien zijn geen typisch Nederlandse plaatjes van molens en Amsterdamse grachten, maar beelden van Enschede en de steengroeve en het kasteel van Bad Bentheim. Behalve Herman Finkers en Johanna ter Steege geven ook andere bekende Twentenaren acte de présence. Zo hebben Leonie ter Braak, Daphne Bunskoek, Jan Roerink, Erik Dijkstra, Nathalie Baartman en Jan Riesewijk een rol in de film.

Schrijver of fietsenmaker

Herman werd op 9 december 1954 geboren. Hij kreeg de naam Hermenegildus Felix Victor Maria. “Dat heeft pastoor van Rossum bedacht. Mijn ouders hadden Harm bedacht, naar mijn opa, maar dat was geen heilige. In de katholieke kerk werd je vroeger bij je doop onder bescherming gesteld van een aantal heiligen. Pastoor van Rossum was een beroemde en beruchte pastoor. Tijdens de oorlog preekte hij tegen de NSB. Toen iemand in de kerk een keer Heil Hitler riep, liep pastoor van Rossum naar hem toe en zei: ‘kom je even mee naar buiten, want in het huis van God wordt niet geknokt.’”

“Als jongetje wilde ik schrijver worden of fietsenmaker, want daar rook het zo lekker. Het liefst wilde ik schrijver worden in een fietsenwinkel.” Maar het liep anders. Herman ging psychologie studeren. “In 1975 kwam mijn broer Wilfried ook naar Groningen, die schreef het gedicht ‘Een ondeugend bijenbipsje’. Ik dacht: dit is wat ik moet doen. Ik ben dichter. Ik heb alleen nog geen gedichten, maar die waren snel gemaakt. Mijn eerste gedicht ging over Ben-Hur. Met die gedichten ging ik optreden bij literaire cafés. Ik werd daar steeds aangekondigd als cabaret, omdat mensen moesten lachen om mijn gedichten. Dat was mijn bedoeling helemaal niet. Ik stotterde en was heel verlegen. Maar ik kon daar overheen komen omdat ik een fantasiewereld bouwde met allemaal gedichten. Ik kon als een apostel vertellen over iets anders, daardoor viel mijn verlegenheid weg. Ik zat ook in een bandje. Daar zaten mensen bij die niet op hun mondje waren gevallen, maar op het podium durfden ze niets. Bij mij was dat net andersom.”

‘U vindt de grap leuk, maar ik hoor hem morgen weer.’

Hoewel Herman nooit de ambitie had om cabaretier te worden, liep het anders. In 1979 won hij de Publieks- en Persoonlijkheidsprijs en de tweede Juryprijs bij Cameretten. Vele succesvolle jaren volgden. In het jaar 2000 was de koek op. “Je hebt maar drie maanden de tijd om een nieuw programma te schrijven. De lat ligt steeds hoger, je bokst altijd op tegen je laatste voorstelling. Ik vond het steeds zwaarder worden. Toen kwam ik met het idee voor ‘Kalm aan en rap een beetje’, over een komiek die zich terugtrekt op de Vaalserberg, omdat hij moe geworden was van z’n eigen humor. ‘U vindt de grap leuk, maar ik hoor hem morgen weer.’

Herman stopte met optreden. Hij had 22 jaar onafgebroken gespeeld. Niet lang daarna werd hij ziek. Hij bleek chronisch lymfatische leukemie te hebben. De artsen kregen zijn ziekte onder controle dankzij behandelingen en medicatie en langzamerhand begon het weer te borrelen. “In 2005 kwam RTV Oost met de vraag voor een soap in dialect. Johan Nijenhuis werd erbij gehaald. Ik wilde er wel zijdelings bij betrokken zijn, maar dat liep een beetje uit de hand.” Uiteindelijk schreef Herman het titellied, diverse scènes en dialogen en speelde de rol van Gerrit Olde Weernink, één van de hoofdrollen in ‘Van Jonge Leu en Oale Groond’.

Na de pauze

Twee jaar later kwam er ook weer een voorstelling: “’Na de pauze’ eindigt met een poëtische monoloog over de dood, dat het een gevoelig jongetje is, dat houdt van dansen en van kunst. Zoiets wilde ik al veel eerder schrijven, maar ik kon de vorm niet vinden. Daarvoor was nu ruimte ontstaan. Ik liet meer facetten van mezelf zien. Voorheen móest alles grappig zijn, nu hoefde dat niet meer, het mocht ook gewoon mooi zijn. Ik dacht: veel mensen zullen wel afhaken, maar dat was niet zo, er kwamen alleen maar mensen bij.”

In 2015 deed Finkers de Oudejaarsconference: “Dat was live en harstikke spannend. Veel dingen die ik gezegd heb, zijn nog steeds actueel, bijvoorbeeld: ‘Dat wordt nooit wat met dat Klimaatakkoord, want het is veel te duur om de aarde niet te laten vergaan’. Het is een absurde opmerking, die nu gek genoeg door meerdere politieke partijen serieus wordt gebracht.”

Twentse taal en het katholieke geloof

“Twente is mijn identiteit, dat ligt vooral in de klank en de taal. Als ik Nederlands spreek kun je horen dat ik uit Twente kom. Ook als ik in Carré stond was die Twentse tongval nooit een probleem. Ik vind goed grammaticaal Nederlands spreken wel belangrijk, maar dat kan ook met een Twents accent. Mijn mond staat naar het Twents. Het is een veel oudere taal dan het ABN. Twents is grammaticaal gezien ook moeilijker dan Nederlands.”

Het geloof opent voor mij een extra wereld naast de bestaande wereld

Een ander belangrijk onderdeel van Hermans identiteit vormt zijn geloof. “Zowel de Twentse taal als het katholieke geloof staan onder druk. Mijn vrouw zegt wel: ‘Herman trekt aan dode paarden.’ Er zijn veel harde verhalen over misbruik. Maar ik heb juist veel warme herinneringen aan de kerk. Je moet de zwarte kanten niet wegmoffelen, met name wat er aan de top gebeurt in het Vaticaan is verschrikkelijk. Maar wat er aan de basis gebeurt is mooi, mensen die namens de kerk in sloppenwijken heel goed werk doen, daar heb ik diepe bewondering voor. Het geloof opent voor mij een extra wereld naast de bestaande wereld, net zoals sprookjes dat doen. Je moet het alleen niet al te letterlijk nemen, zoals je een gedicht ook niet letterlijk neemt, het is beeldtaal. Voor mij is kunst, religie en humor ook een heilige drie-eenheid. Er is geen religie die zoveel kunst heeft voortgebracht als het katholicisme. Maar als religie niet tegen zelfspot kan, dan neem ik er afstand van.” Hermans liefde voor het geloof komt tot uitdrukking in zijn Missa in Mysterium. “Ik organiseer samen met het vrouwenensemble Wishful Singing Gregoriaanse meezingmissen in het Latijn, bijvoorbeeld in de Sint Jan in Den Bosch en de Plechelmus in Oldenzaal. We merken dat het duidelijk aan een behoefte voldoet. De kerken zitten tot nu toe steeds meer dan vol.”

Toegift

Herman is nog lang niet uitgewerkt. “Een filmscenario schrijven en acteren in een film zijn me goed bevallen, dat wil ik nog wel een keer doen. Ik heb veel van Johanna geleerd over hoe je in een film anders acteert dan in het theater. Als je voor een film alleen je linker wenkbrauw optrekt is dat al een hele gebeurtenis. Op de achterste rij van het bovenste balkon in Carré zie je dat niet. Film past eigenlijk heel goed bij mij, omdat ik in het theater helemaal niet zo’n uitbundig persoon ben. Een filmscenario schrijven is makkelijker dan cabaret schrijven, je kunt van alles uit de werkelijkheid plukken. Bij cabaret haal je elke zin uit je fantasie. In De Beentjes van Sint-Hildegard heb ik ook dingen uit mijn eigen leven gebruikt. Zo was mijn eigen moeder dement. Dementie is iets diep tragisch, maar er zit soms ook iets tragikomisch in. Ik ben 65, ik ben eigenlijk klaar. Maar ik moet toch wat maken, er borrelt altijd weer iets op. Ik zit nu in de toegift.”

DE FAVORIETEN VAN HERMAN FINKERS

Eten: Oesters met droge witte wijn
Vakantieland: Twente
Cabaretier: Brigitte Kaandorp, ze is volstrekt origineel. Ook als man kun je ontzettend om haar lachen
Film: Life of Brian, (film)kunst, humor en religie vormen een perfecte mix in deze film
Song: Mijn gezelschap van Hans Dorrestijn
Feest in het jaar: Pasen, het leven overwint de dood, het licht overwint de duisternis
Uitdrukking in het Twents: At’t mode wördt hoaldt de leu de kloomp an in ber (Als ‘t mode wordt, dan houden de mensen de klompen aan in bed)

Dit artikel komt uit het magazine TwenteLife.
Fotografie: Willem van Walderveen

Wat vind je van dit artikel?