navigatie overslaan

Spannende geschiedenis

Zout in het Twentse landschap

  • Leestijd 3 min
  • Gelezen 6565 keer

In 1887 werd op landgoed Twickel in Delden een drinkwaterput geslagen, bij toeval ontdekte men op 520 meter diepte steenzout. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd besloten dit zout op grote schaal te gaan winnen. Op veel plekken in Twente verschenen boortorens. En in Boekelo bouwde men een zoutfabriek (KNZ). Zout hoefde niet meer geïmporteerd, de mensen waren er blij mee! Na 1963 zorgde dieper boren en het inpompen van water in de zoutlagen voor een grotere productie. De (mobiele) mijntorens maakten plaats voor kleine groene boorhuisjes met pijpen en kranen.

Industrieel erfgoed

De industriële revolutie in de 19e eeuw had grote gevolgen voor het landschap en de samenleving. Het zorgde voor een enorme stijging van de welvaart. In Twente liggen nog vele opvallende monumenten van dit industriële verleden. De vondst en winning van zout in Twente vormde ook de basis voor het ontstaan van een chemische industrie, na de textiel- en de metaalindustrie de derde industriële activiteit in Twente. Bekijk hier het verhaal over Zoutmuseum Delden

Zoutlagen in de Twentse bodem

In Twente (in de omgeving van Hengelo) bevindt het winbare zout zich als steenzout in ondergrondse lagen op circa 300 tot 1200 meter diepte. Deze zoutlagen zijn honderden miljoenen jaren geleden ontstaan door verdamping van een binnenzee, die toen West Europa bedekte. Toen in opdracht van De baron Van Heeckeren in 1887 in Delden een drinkwaterput werd geslagen, kwam dit steenzout op een diepte van 520 meter naar boven. Het zout wordt gewonnen door middel van oplosmijnbouw. Dit houdt in dat er eerst water in de ondergrondse zoutlaag wordt geïnjecteerd, waardoor het zout oplost. Er ontstaan dan ondergrondse holtes (cavernes) op de plaats waar oorspronkelijk het zout zat. Deze holtes zijn gevuld met verzadigde pekel die door de druk van het geïnjecteerde water omhoog wordt gestuwd. De gewonnen pekel wordt vervolgens van de winningslocatie via pijpleidingen naar de fabriek in Hengelo getransporteerd. Daar wordt de pekel door indamping verwerkt tot zout.

Zoutproductie Boekelo
Zoutproductie Boekelo

Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie

Toen in de Eerste Wereldoorlog de import van zout uit Duitsland bijna geheel stil kwam te liggen, ontstond het initiatief om het zout uit de eigen (Twentse) bodem te gaan halen. Zo werd in 1918 een wet aangenomen over de ontginning van steenzout bij Buurse. Het recht van zoutwinning werd in die wet toegekend aan de Nederlandse Staat. De initiatiefnemers richtten daarvoor een bedrijf op, de Koninklijke Nederlandsche Zoutindustrie (KNZ). Die vestigde zich in Boekelo, omdat daar een fabriek kon worden gebouwd langs de spoorlijn, wat op zijn beurt weer goed was voor het zouttransport. Toen in de jaren ’20 en 30 het Twentekanaal werd gegraven verhuisde de zoutfabriek van Boekelo naar Hengelo, omdat via dat nieuwe kanaal de afzet van het zout eenvoudiger werd. Hier wordt nog steeds elk jaar tweeëneenhalf ton zout geproduceerd. De zoutlagen in de Twentse bodem zijn genoeg om met de winning nog honderden jaren vooruit te kunnen.

Zoutproductie Boekelo
Zoutproductie Boekelo

Kleine groene huisjes

Wie tegenwoordig door het Twentse landschap rijdt, ziet op veel plekken kleine groene huisjes. Deze zijn de opvolgers van de vroegere hoge boortorens. Binnenin de huisjes zijn een aantal pijpen en kranen, waarmee de toevoer wordt geregeld. Zo komt via een groot ondergronds pijpenstelsel het zoute water uit bij de zoutfabriek.

Wat vind je van dit artikel?