navigatie overslaan

Een moment met

Tukker Johanna ter Steege: Ik ben niet beroemd, ik doe mooie dingen.

  • Leestijd 8
  • Gelezen 18569 keer

Actrice Johanna ter Steege: “Ik heb een fantastisch beroep. Het is ook keihard werken. Het is zo mooi wanneer mensen na afloop van een voorstelling naar je toekomen, soms in tranen, en dat ze mij hun levensverhaal vertellen. De samenhang die je teweeg brengt, de verbinding die je creëert, de boodschap die je kunt meegeven. Dat geeft me het gevoel dat ik iets nuttigs doe, dat ik iets kan betekenen voor mensen. Dat vind ik belangrijk.”

Mijn talent heb ik van mijn oma

Johanna werd op 10 mei 1961 geboren in Twente in de buurtschap Notter, gemeente Wierden. “Ik ben opgegroeid op het platteland op een boerderij. We woonden in bij mijn opa en oma. Mijn ouders en hun vijf kinderen. Ome Jan woonde er ook bij in. Mijn afkomst heeft mij gevormd. Het aardse, het nuchtere, n.oeste werkers. Eerlijkheid en oprechtheid heb ik meegekregen. Doordat ik bij mijn opa en oma ben opgegroeid heb ik een vanzelfsprekend gevoel voor oudere mensen. Mijn opa was een heel wijze man. Mensen kwamen naar hem toe om raad als ze problemen hadden. Mijn oma was heel ondeugend en grappig. Ik denk dat ik mijn talent van haar heb,” lacht Johanna. “Mijn oma kon zich heel goed inleven in andere mensen.”

Johanna groeide op in een gereformeerde gemeenschap en ging naar de ‘School met de Bijbel’. “Het heeft me heel erg aangezet om na te denken over goed en kwaad. Het heeft me enorm geprikkeld, maar ook veel frustratie opgeleverd om mijn eigen weg te vinden. De traditie en normen en waarden waarmee ik ben opgevoed zijn enerzijds heel fijn en anderzijds heel beklemmend. Maar ze zorgen ook voor samenhang en die samenhang hebben we heel erg nodig, zeker in de huidige tijd.

Geen bekende Nederlander
Geen bekende Nederlander

Geen Bekende Nederlander

Op haar zeventiende ging Johanna op kamers. “Ik wilde het huis uit en de wereld in.” Ze studeerde eerst aan de Sociale Academie. Daarna ging ze naar de Academie voor Drama en Kunst in Kampen en vervolgens naar de Toneelschool in Arnhem. Ze had geen roeping om acteur te worden. “Ik ben erin gerold, mensen in mijn omgeving stimuleerden mij, zeiden: ‘Daar ben je goed in, daar moet je verder mee.’ Ik had geen voorbeelden. Ik had het niet van huis uit meegekregen, ik was een cultuurbarbaar. Ik heb het acteren langzaam ontdekt. Het zat in me, maar ik had ook zomaar psycholoog kunnen worden. Ik vind het heel boeiend om mensen te observeren en te kijken naar processen die gaande zijn. Acteren heeft heel erg met psychologie te maken, want je verplaatst je in iemand, in een situatie. Je kijkt naar iemands drijfveren en doelen, en naar de tactieken om die doelen te bereiken.”

Nog tijdens haar opleiding op de Toneelschool werd Johanna gevraagd voor de film Spoorloos (1988). Hoewel ze maar elf minuten te zien is, maakte haar debuut zoveel indruk dat ze verschillende prijzen voor haar rol ontving. In één klap was ze bekend. “Ik schrok van het effect van Spoorloos. Ik had geen PR manager, geen agent. Je moet ermee om kunnen gaan overal op straat te worden aangesproken. Ik heb niet het pad van de BN-er gevolgd. Enerzijds omdat ik er bang voor was. Ik was bang dat ik zou worden geleefd, dat mijn leven me zou worden afgenomen. Maar mijn afkomst speelde ook mee, doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg.”

Rollen met meerdere lagen

Ondertussen heeft Johanna een indrukwekkende staat van dienst. Ze speelde in tal van binnen- en buitenlandse films en theaterstukken. Ze werkte met beroemde regisseurs als Robert Altman (Vincent & Theo, 1990), István Szabó (Sweet Emma, Dear Böbe, 1992), Heddy Honigmann (Tot Ziens, 1995) en Bruce Beresford (Paradise Road, 1997). Ze won vele internationale filmprijzen en had beroemde tegenspelers als Glenn Close, Isabella Rosselini, Gary Oldman en Tim Roth.

“Ik wil graag mooie inhoudelijke verhalen vertellen en mensen iets meegeven via dat verhaal. Ik vind het mooi als mensen het theater uitgaan en ‘geroerd’ zijn en dat meenemen in hun eigen leven. Dat het reflecterend kan zijn voor waar men zelf mee bezig is, of voor waar de wereld mee bezig is. Ik vind het ook heel mooi wanneer theater troostend kan zijn. De Vader, het toneelstuk waarin ik onlangs speelde met Hans Croiset, is daar een goed voorbeeld van. Het gaat over een oudere man die Alzheimer heeft. Dat stuk heeft voor heel veel mensen troostend gewerkt.

Ik speel het liefst rollen die meerdere lagen hebben, die echt gaan over het wezen van de mens. In Hiroshima mon Amour speel ik een monoloog over een Française die na de Tweede Wereldoorlog bespuugd werd omdat ze een verhouding met een Duitser heeft gehad, terwijl ze écht van die man hield. Dat zijn belangrijke verhalen om te vertellen. Maar het hoeven niet alleen maar zwaar dramatische rollen te zijn. Volgend jaar ga ik De Waarheid doen, een komedie/tragedie over twee stellen die onderling een verhouding hebben zonder dat ze het van elkaar weten, dat wordt heel grappig.”

Een rol die haar ook bijzonder is bijgebleven is die in de film Achtste-groepers huilen niet (2012). “Daarin speel ik samen met mijn dochter. Hanna speelt Akkie, die leukemie krijgt en overlijdt, ik speel haar moeder. Ik heb echt moeten vechten om die rol te krijgen. Het is een enorm dierbare herinnering. Het was heel fijn om dat samen te mogen doen en het is een prachtige film geworden!”

Kwetsbaarheid tonen

Voor Johanna is een goede samenwerking en vertrouwensband met de regisseur een belangrijke voorwaarde om haar werk goed te kunnen doen. “Acteren is toch de moed hebben om in je hart te laten kijken, je kwetsbaarheid te tonen. Als je je kwetsbaar opstelt, durf je ook fouten te maken. En je móet fouten maken om de mooiste dingen naar boven te kunnen laten komen. Of zoals István Szabó, mijn favoriete regisseur, het zei: ‘Je hebt je huiswerk goed gedaan, Johanna. Maar nu wil ik graag jóu zien achter dat personage.’ Daarnaast moet er ook chemie zijn met je tegenspeler, een uitwisseling van energie. Die verbinding voel je niet met iedereen en moet ook nog zichtbaar zijn op het witte doek of het toneel. Ik heb dat bijvoorbeeld heel sterk ervaren met Hans Croiset, maar ook bij Glenn Close.”

Een voorkeur voor film of theater heeft ze niet, juist de combinatie is zo leuk. “Theater is spannend, het is in het moment, als je een fout maakt moet je het direct oplossen. Film moet je thuis in je eentje voorbereiden. Wanneer je op de set komt moet je meteen presteren. Er is geen tijd om te repeteren, omdat film zo duur is. Theater kun je in een paar weken opbouwen. Ik vind het heel leuk om het af te wisselen. Theater heb ik ook echt nodig voor mijn spelontwikkeling. Op een gegeven moment had ik acht jaar alleen maar films gedaan, toen zag ik dat ik mezelf aan het herhalen was. In film is er geen tijd om te experimenteren, dat kan in het theater wél, dat heb je nodig.”

Momenteel staat Johanna in het theater met het stuk Terror: “Het gaat over de vraag: mag je onschuldige mensen doden om daarmee andere onschuldige mensen te redden? Het is de bedoeling om mensen bewust te maken op grond van welke criteria ze hun keuzes maken; kies je vanuit je (onderbuik)gevoel of vanuit de ratio, het intellect?

Het Twents is echt mijn moedertaal. Als ik het spreek komt er een humor en gevatheid vrij.

Twente Theater op locatie

“In 2019 ga ik een grootschalig muziek/theaterproject doen. Dat is al heel lang een droom van mij. We hebben al een creatief team. Ik vind dat we in deze wereld moeten uitgaan van liefde en empathie en de angst voor het onbekende niet moeten laten overheersen, dat kan ontwikkeling in de weg staan. Het stuk is een familiesage waarin een boerin, die weduwe is, met man en macht probeert haar boerderij overeind te houden. Daniël Lohues zorgt voor de muziek en de liedjes en speelt ook als acteur een belangrijke rol. Het wordt een voorstelling op locatie. In het Twents, maar op zo’n manier dat de mensen uit het Westen het ook kunnen begrijpen.” Johanna lacht. “Muj eens em’n kieken wat wie allemoal könt! Ik ben trots op Twente, ik voel me er thuis, ook in het dialect. Het Twents is echt mijn moedertaal. Als ik het spreek komt er een humor en gevatheid vrij, die ik in het Nederlands niet heb. Ik kom regelmatig terug in Twente om mijn vader te bezoeken. Ik voel me nooit een vreemdeling. De mensen zijn heel trouw. Het is een goed volk.”

Fotografie: Willem van Walderveen

Ook leuk om te lezen

Wat vind je van dit artikel?